Eerste Amendement Vrijheden Gezichtstest in historische gevallen van sociale media
Het Hooggerechtshof hoorde in twee zaken argumenten die grote gevolgen zouden kunnen hebben voor de First Amendment-rechten van sociale-mediaplatforms. In het geding waren wetten die in Texas en Florida waren aangenomen en die de mogelijkheid van platforms beperken om inhoud op hun sites te modereren.
In de loop van bijna vier uur worstelden de rechters met hoe ver de bescherming van het Eerste Amendement reikt als het gaat om grote socialemediabedrijven. Aan de ene kant voerden de staten aan dat platforms bepaalde standpunten censureren, waardoor de meningsrechten van gebruikers worden geschonden. De bedrijven beweerden echter dat ze als particuliere entiteiten hun eigen vrijheden uit het Eerste Amendement hebben om de uitingen die op hun sites zijn toegestaan, te controleren.
Sectie 230 Toetsing
Op de achtergrond van de zaken lag ook sectie 230 van de Communications Decency Act op de loer. Deze veelbesproken wet biedt platforms brede immuniteit tegen aansprakelijkheid voor door gebruikers gegenereerde inhoud. Verschillende rechters merkten op dat de uitkomst van invloed zou kunnen zijn op de manier waarop artikel 230 in andere gevallen wordt toegepast. Als sociale media als beschermde toespraak over het Eerste Amendement worden beschouwd, zou dit de deur kunnen openen voor meer rechtszaken tegen bedrijven over contentmoderatie.
Tegen het einde van de argumenten leken de meeste rechters terughoudend in het uitvaardigen van een ingrijpende uitspraak. Verschillende partijen kwamen met het idee om de zaken terug te sturen naar lagere rechtbanken voor verdere beoordeling. Dit zou die rechtbanken de tijd geven om te analyseren hoe de wetten van toepassing kunnen zijn op verschillende soorten internetsites, van enorme platforms tot kleinere diensten. Het zou ook een onmiddellijk besluit vermijden over kwesties met mogelijke gevolgen van het Eerste Amendement voor zowel socialemediabedrijven als hun gebruikers.